Ik heb een soort van plaatjesarchief. Hoofdzakelijk uit de krant knip of snijd ik foto’s, plaatjes. Om het overzichtelijk te houden doe ik dat sinds een paar jaar steeds op hetzelfde (A5) formaat. Ik perforeer het blad, plak rondjes om de gaatjes en doe ze in een klappertje. Het zijn plaatjes die me op de een of andere manier fascineren. Ik maak me niet druk over het wat en het hoezo. Clichématig zou ik kunnen zeggen dat het plaatje me inspireert – mij inblaast – maar ik kan niet benoemen hoe dat werkt. Het is, wordt nooit concreet en is echt als lucht. Heel vaak vind ik de achterkant van plaatje óók heel boeiend. Toeval? Een (mini) monografie van herman de vries heet ;TOEVAL BESTAAT WEL! Dat neem ik gemakshalve even aan omdat zijn kunst dat lijkt te tonen. Al blijft het vreemd dat hij dat toeval kiest en ordent. Of is dat juist een essentie van kunst? Toeval kent een (natuur)wetenschappelijke en een niet-wetenschappelijke benadering, in beide gevallen blijft het, filosofisch gezien, een lastig fenomeen.
Het toeval van de achterkant van mijn knipsels maakt dat ik zie waar ik eerder overheen keek. Misschien door een vooringenomenheid, dat ik het niet eerder zag. En nu blijft mijn oog er aan haken. Het verschijnsel van de toevallige boeiende achterkant is eigenlijk geheim. En doordat ik het steeds vergeet blijft het dat ook. Zo is het steeds weer een openbaring, een kleine openbaring.