Bruegel in de BRD
Nooit eerder was ik in Hengelo, nu wacht ik op het perron voor de trein naar Berlijn. Later, in mijn wagon bevindt zich een groep meiden die al snel Anschluss vindt met een groep jongens. Zij drinken bier en Schnapps uit kleine flesjes met muziek uit een draagbare speaker. De meiden dragen eenzelfde soort gestreepte gevangeniskleding van voeringstof maar dan in de kleuren zwart en geel.
Ik heb het boek De Toverberg mee, het boek der boeken ( volgens P.F. Thomése ). Meer dan 900 bladzijden; voor de zoveelste keer begin ik er opnieuw aan. Berlijn is nog ver. Het boek leest als een trein, een hele trage trein weliswaar. Omdat het zo enorm geestrijk is en daarbij een eindeloze handelingstraagheid beschrijft van het leven in een sanatorium.
Zaterdag naar de Gemäldegalerie met Laura. Het museum, met alle grote Europese meesters in veelvoud, is te groot, er zijn te veel kunstwerken. Arnon Grunberg was ooit ‘embedded’ in het Stedelijk. Hij schreef daarover in het NRC. Hij stelde dat het museum een gevangenis is voor kunstwerken. De werken op zaal zijn dan de gevangenen die gelucht worden.
Maar de te lege Gemäldegalerie lijkt meer op een begraafplaats. Bezocht door weduwenaars en weduwen. Af en toe door kinderen en kleinkinderen. Het maakt me mismoedig en toch vind ik er troost. Bij het spreekwoordenschilderij van Pieter Bruegel valt mijn oog op een man die een mand draagt met daarin een lichtblauwe waas .
Zondagavond terug, in Duisburg moet ik een uur wachten voor de overstap in een boemeltrein naar Arnhem. Op de perrons en in de trein veel uitgelaten carnavalsvierders. Op het internet vind ik een afbeelding van het schilderij Die niederländischen Sprichwörter met een nummering en een lijst.
Nummer 33; Er trägt das Licht im Korb an den Tag. Het betekent; nutteloos je tijd verdoen