Park Klarendal ligt ‘uphill’ in het noorden van de stad. Op ochtenden, van mijn hardlooproute, zie ik daar vaak Romantische schilderijen; vergezichten omkaderd door oude bomen met breed laaghangende takken, van opkomende zonnen, en of mistige heuvels in een verdampend perspectief, de skyline van de stad met in de verte de IJssel, Nijmegen en het Reichswald. Het is nauwelijks te fotograferen. Ook niet handig wanneer je wilt hardlopen.
Beneden in het park, tegenover wat ooit de Arnhemse Buitenschool was stond een oude schuur een garage(?), op een verloren lapje grond, in onbruik, vervallen, verscholen tussen bomen en struiken, overwoekerd; heel Romantisch. Die kon ik wél fotograferen, dacht ik, op een wandeling afgelopen zondag. Maar ik was te laat. Het onroerend goed was gesloopt. Jammer, fotograferen moet je nooit uitstellen. Zelfs dingen die al jaren en jaren bestaan verdwijnen zomaar. Maar wonderlijk was wel dat ik nu de ruimte zag die het in had genomen, de herkenning was verdwenen. Het zicht was nieuw, luchtig. Het was leeg, ook mooi.
Zurbarán schilderde het Lam Gods maximaal overtuigend. Ik zie zijn Agnus Dei, (een tamelijk klein schilderij, 37,3 x 62 cm, uit de tijd van Rembrandt)- zelfs voor de meest ongelovige- als een godsbewijs. Niet voor niets dat het ‘Rijks’ dat beeld kiest in de reclamecampagne. In 2016 tekende ik in mijn bollekesdagboek ook een negatief daarvan, een zwart schaap.
Altijd staan er bloemen, verse, in de flat bij Rob. Als het kan kom ik er iedere week een keer om te schaken. Laatst stonden er klaprozen. Klaprozen op de vaas? Oplichting, voelde ik even. Opgelicht en tegelijk betrapt, betrapt op de goedgelovigheid van mijn ogen. De kunstbloemen waren of zijn – want ze gaan niet dood- beter dan echt. Ze moeten niet mogen. Kunstbloemen ruiken niet, drinken niet, ze zijn met recht vals.
‘Dichter op het land’ is de titel van het landart- en poëzieproject op het voormalig eiland Schokland: een beeldenroute die onderdeel uitmaakt van het cultureel festival ‘Zomer op Schokland’. De route is 6 km lang en komt langs 20 beelden. Bij elk kunstwerk vind je een kaart met foto en gedicht. Lopend verzamel je zo een dichtbundel. Het idee is dat de kunstwerken en de gedichten -met betrekking op het landschap, de verhalen van Schokland of anderszins- je dichter op het land brengen.
Lopend of fietsend door Arnhem, langs de laat 19e eeuwse in eclectische stijl gebouwde herenhuizen. Dan kun je je voorstellen dat de erkertjes, de torentjes die hooguit ruimte bieden voor één persoon, een ideale plek zijn om gedichten te schrijven, te lezen.
Voor Schokland hebben we zo’n toren voor één persoon gebouwd van het hemelsblauwe schuim, styrofoam. Het (zeer) Laat-Romantisch gebouwtje, ergens een beetje verscholen, dissoneert lichtelijk in het toch wat sobere Schokland. Het gebouw is superlicht, zweeft als het ware boven de grond, en is via een scheidsrechterstoel te bereiken.‘Ins blaue hinein’ kan de bezoeker daar uitkijkend over het land een gedicht lezen of zelf gaan schrijven. Het materiaal is voorhanden.
Nog even, dan begint de zomer, astronomisch, officieel. In mijn dorp van jeugd, vlak bij huis, heette de bloemenwinkel ‘de eeuwige lente’. Misschien was die naam voor de winkel niet heel origineel maar ik vond het wonderlijk. Die lente hangt nu in een van de vitrines van ons atelier. Een kunstwerk van Jeannette Janssen met de titel La Primavera. Een verwijzing naar het schilderij van Botticelli. Het schilderij dat gaat over de liefde, de zinnelijke en de platonische, met meer dan vijfhonderd verschillende soorten bloemen, met rijk met bloemen gedecoreerde kleding van de godin van de lente Flora en met (bijna) naakt.
Jeannette heeft bloem- en plantachtige vormen geborduurd met hele kleine kraaltjes van glas. In het Engels heten ze ‘seed beads’, een benaming die zij goed vindt passen bij haar werk. Dat werk is zeer arbeidsintensief en zeer kleur intens.
Eigenlijk is het een 3-dimensionaal bloemstilleven. Dat verband heeft met de 17e en 18e eeuwse bloemstillevens en de botanische kunst van die tijd. Die genres lijken ons nu te veel willen behagen; dat is verdacht en ook te braaf en te tuttig. Maar voor mij is het meditatief, een weerslag van geconcentreerde aandacht. Van keihard kijken naar bloemen en planten. Naar groente en fruit en het ervaren van de zinnelijkheid daarvan. Zoals La Primavera van Janssen.
Voor het Rijksmuseum is 2019 Het Jaar van Rembrandt. Zoals ieder jaar eigenlijk. En voor ons trouwens ook. Voor een zomertentoonstelling kon iedereen “een eigengemaakt kunstwerk geïnspireerd op Rembrandt insturen”. Het museum ontving 8.390 inzendingen, waaronder die van vGtO maar die haalde de tweede ronde niet.
Daarbij kwam de vraag om een toelichting, aldus; Een ‘eigengemaakt’ borduurwerk ‘geïnspireerd op Rembrandt’. Zoals ooit schilderijen werden gekopieerd in tapisserie omdat dat waardevoller werd geacht is er in de moderne tijd de Nachtwacht in reproductie om thuis te borduren in kruissteek. Nog steeds waardevol, vooral voor de borduurster (m/v) die er veel tijd en concentratie in stopt. De kruisteek is de geborduurde pixel, het abstracte elementaire deeltje waar beelden van worden gemaakt. Het intrigeert ons.
En dan ( in 2014) komt de man met een machtig charisma, Obama naar het Rijks. Thé president is voor een nucleaire top in Nederland. Hij staat voor de machtige mannen van Amsterdam. Hij houdt van Rembrandt. En wij houden van Obama.
Ik heb een soort van plaatjesarchief. Hoofdzakelijk uit de krant knip of snijd ik foto’s, plaatjes. Om het overzichtelijk te houden doe ik dat sinds een paar jaar steeds op hetzelfde (A5) formaat. Ik perforeer het blad, plak rondjes om de gaatjes en doe ze in een klappertje. Het zijn plaatjes die me op de een of andere manier fascineren. Ik maak me niet druk over het wat en het hoezo. Clichématig zou ik kunnen zeggen dat het plaatje me inspireert – mij inblaast – maar ik kan niet benoemen hoe dat werkt. Het is, wordt nooit concreet en is echt als lucht. Heel vaak vind ik de achterkant van plaatje óók heel boeiend. Toeval? Een (mini) monografie van herman de vries heet ;TOEVAL BESTAAT WEL! Dat neem ik gemakshalve even aan omdat zijn kunst dat lijkt te tonen. Al blijft het vreemd dat hij dat toeval kiest en ordent. Of is dat juist een essentie van kunst? Toeval kent een (natuur)wetenschappelijke en een niet-wetenschappelijke benadering, in beide gevallen blijft het, filosofisch gezien, een lastig fenomeen.
Het toeval van de achterkant van mijn knipsels maakt dat ik zie waar ik eerder overheen keek. Misschien door een vooringenomenheid, dat ik het niet eerder zag. En nu blijft mijn oog er aan haken. Het verschijnsel van de toevallige boeiende achterkant is eigenlijk geheim. En doordat ik het steeds vergeet blijft het dat ook. Zo is het steeds weer een openbaring, een kleine openbaring.
Op ons atelier staat nog de kaartenmolen van Arno, Arno Arts, met nog te versturen kaarten. Als veelzijdig kunstenaar was hij ook ‘into mail art’. Hij ontving, verzamelde en verstuurde veel ansichten. Dat versturen deed hij vaak zonder aanleiding van een verjaardag of zo, naar vrienden of bekenden. Eigenlijk naar iedereen.
Zo lijkt het. Want mijn brein gaat associëren, verbanden leggen. Door de molen wordt een beeldverhaal gemaakt. Er lijkt een verhaal in te komen, mijn verhaal of dat van Arno. Niet helemaal duidelijk maar wel wonderlijk.